Eind 1943 waren in Londen door het oorlogskabinet vier
onderling samenhangende besluiten vervaardigd. Deze besluiten regelden het
Buitengewoon Strafrecht, de bijzondere gerechtshoven, de bijzondere
rechtspleging en de bijzondere gratieverlening.
In het Besluit Buitengewoon Strafrecht (Stb. D 61) werden strafbaar gesteld:
- hulpverlening aan de
Duitsers,
- dienstneming bij Duitse militaire, staats- en
publieks-organen,
- moord, doodslag en mishandeling “waarin de
schuldige gebruik heeft gemaakt van de macht, gelegenheid of
middel hem door de vijand of door het feit der vijandelijke bezetting
geboden
- "opzettelijk een ander blootstellen aan
opsporing, vervolging, vrijheidsberoving, of-beperking.
- opzettelijk gebruik maken van de macht,
gelegenheid of middel hem door de vijand of door het feit der vijandelijke bezetting geboden om een ander in
zijn vermogen wederrechtelijk te benadelen.
- Daarnaast waren de misdrijven uit het wetboek van strafrecht van toepassing.
Bovendien werd de strafmaat beduidend verhoogd en de
doodstraf als mogelijke straf ingevoerd.
In het Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven
(Stb. D 62) werd
bepaald dat er vijf Bijzondere hoven kwamen in de vijf steden waar de gewone
hoven bestonden: Den Bosch, Den Haag, Arnhem, Leeuwarden en Amsterdam. Elk hof kon meerdere kamers tellen. Boven de Bijzondere
Gerechtshoven kwam een Bijzondere Raad van Cassatie die op twee gronden over de
sententies kon oordelen.
- wanneer de wet verkeerd was toegepast
- als de straf die was
opgelegd niet beantwoordde aan de ernst van het misdrijf, de omstandigheden waaronder het is
begaan of de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde
In het Besluit Buitengewone Rechtsvervolging (Stb.
D 63) was het formele
procesrecht geregeld. Van de toepassing van de in dit besluit geregelde
voorlopige hechtenis regeling is niets terecht gekomen.De praktijk bleek met
meer dan 100.000 gedetineerden weerbarstiger dan de theorie.
Tot slot werd de gratie-voorziening geregeld in het Bijzonder
Gratie-adviesbesluit (Stb. D 64). In dit besluit werd geregeld welke rechters
gehoord moesten worden (en advies geven) aan de Kroon, voordat het verlenen van
gratie overwogen kon worden.
In de Besluiten over de Bijzondere rechtspleging (
Stb. D 61-64) waren twee zaken niet geregeld.
- het enkele lid zijn van de NSB of haar
mantelorganisaties was niet strafbaar,
- er was geen regeling opgenomen
voor het invrijheidstellen uit detentie.
|